Goud

Goud (symbool Au) is een geel metalliek roestvrij overgangsmetaal. Zuiver goud is een dicht maar zacht metaal. Voor het gebruikt kan worden, moet het gezuiverd worden en voor de meeste doeleinden wordt het gemengd met andere materialen om het harder te maken. De zuiverheid van goud voor sieraden wordt gemeten in karaat; zuiver goud is 24 karaat. Veel voorkomende zuiverheidsgraden in Nederland zijn 14 karaat (58,5% goud), 18 karaat (75%) en 22 karaat (91,6%).

Goud wordt al sinds het begin van de menselijke geschiedenis beschouwd als ‘de koning van de metalen‘ en gebruikt als betaalmiddel. Bij sportwedstrijden bijvoorbeeld spreekt men tenslotte van de gouden medaille indien men de eerste plaats behaald heeft – met zilver voor de tweede en brons voor de derde plaats. 

De reden voor dat enorme historische en maatschappelijke belang is dat goud vrij makkelijk te smelten is; het is mooi glanzend van uitzicht en kleur, en relatief zeldzaam. Goud wordt vaak gemengd met andere metalen in een legering om een grotere hardheid te bereiken. Zuiver goud is logischerwijze waardevoller dan de gelegeerde vormen. Aangezien andere metalen in de legering lichter in gewicht zijn, is zuiver goud ook het zwaarst. De zuiverheid van goud kan dan ook uitgedrukt in zijn massa of gewicht, en de eenheid daarvan is karaat. Zuiver goud is 24 karaat; legeringen met de helft goud is 12 karaat; een kwart is 6 karaat; enzovoort.

Een korte geschiedenis van goud

Aangezien goud zowat overal ter wereld te vinden is in kleinere of grotere hoeveelheden, hebben nagenoeg alle culturen van vroeger en nu ervaring met het bewerken van goud. 

Er zijn aanwijzingen dat goud al gebruikt werd als betaalmiddel en versieringen in het Mesopotamië van het vijfde millenium voor Christus. Hiërogliefen uit piramides tonen aan dat in het oude Egypte onder de Farao’s ook gouden munten werden gebruikt om te betalen. 

In de bijbel vinden we ook verwijzingen naar gouden kronen en gouden afgodsbeelden bij oude volkeren zoals Babyloniërs en Israëlieten – denken we ook aan het verhaal van Mozes en het gouden kalf. Deze drie functies (kunstuitingen, betaalmiddel, religiositeit) vinden we ook terug bij de oude Grieken en Romeinen. Aan goud werden ook magische krachten toegeëigend wegens de overeenkomsten met de kleur van de zon. 

In de Middeleeuwen zochten alchemisten naar de steen der wijzen waarmee lood zou kunnen veranderd worden in goud. Ironisch genoeg hebben moderne wetenschappers ontdekt dat dit wel degelijk mogelijk is aan de hand van een proces dat nucleaire transmutatie wordt genoemd. De energie die echter nodig is om van lood (atoomnummer 82) goud (atoomnummer 79) te maken is immens hoog waardoor de kosten veel te groot zouden zijn om zelfs maar een korreltje goud te maken. 

Mensen hebben goud altijd als heel waardevol beschouwd en dat heeft zich geuit op economisch vlak. Landen met talrijke rijke goudaders, zoals Zuid-Afrika en de Verenigde Staten, hebben door het mijnen van goud heel wat welvaart kunnen opbouwen.

In de negentiende eeuw was er in de Verenigde Staten zelfs een ware ‘gold rush‘ toen tienduizenden mensen afzakten naar streken waar naar verluid een overvloed van goudertsen was gevonden. Als betaalmiddel zijn gouden munten daardoor duurder dan de andere, zoals zilver- of kopermunten.
Bij de introductie van papiergeld in het Westen een aantal eeuwen geleden moest de overheid altijd een grote hoeveelheid als onderpand achter de hand houden. Dit heet de ‘goudstandaard’, die pas in de jaren 1970 is afgeschaft geweest.